In een vorige blog gaf ik tips voor het afnemen van de leestoetsen. Hoe ga je om met toetsresultaten in de onderbouw en bovenbouw (uiteraard op het gebied van lezen)? In dit blog geef ik je tips om op basis van die toetsresultaten je aanbod vorm te geven.

Leesonderwijs
Het is helemaal aan jullie binnen je team om te kijken hoe jullie je leesonderwijs vormgeven. Alleen zelfstandig lezen aanbieden is mijn inziens niet voldoende, het is enorm belangrijk om kinderen instructie te geven. Ik denk dat er vooral ruis ontstaat over het stukje ‘instructie’. Dit kunnen inderdaad klassikale lessen van 30-45 minuten zijn, wellicht volgens een methode waarbij leesmoeilijkheden worden aangeboden. Dit kunnen echter ook mini leeslessen van 5 minuten zijn, waarbij aangeboden wordt wat kinderen nodig hebben. En daar kom je alleen achter door kinderen goed te observeren, door ze te horen lezen en door met ze in gesprek te gaan.
Toetsresultaten onderbouw
Met de onderbouw bedoel ik groep 1 t/m 4. Ik hoor sommigen van jullie al schrikken; ’toetsresultaten, groep 1/2?!‘ Ja, toetsresultaten in groep 1/2, dat zeg ik echt. Daarmee bedoel ik alleen geen CITO-toetsen (of iets soortgelijks). Ik bedoel daarmee vooral je eigen toetsingsmomenten, zoals het observeren van kleuters, je gesprekken met kleuters, het spelen van kleuters, etc. Met toetsresultaten onderbouw bedoel ik alle resultaten die je kunt verzamelen rondom het leesonderwijs in groep 1-4.
Aan de hand van alle leesresultaten (lees: alle informatie op het gebied van lezen die je over kinderen hebt verzameld) kijk je wat elk kind individueel en wat grote groepen kinderen in je klas nodig hebben. Hoe ga je dus om met toetsresultaten in de onderbouw (uiteraard op het gebied van lezen)? Door voor elke leerling een passend aanbod te bedenken.
Is het huidige aanbod (nog) voldoende of is er voor de grote groep meer nodig? Zijn er individuele leerlingen die eruit springen of die juist opvallen en meer nodig hebben? Vanuit die informatie kijk je naar je huidige aanbod (dit biedt waarschijnlijk geen verrassing voor groep 1/2, maar wellicht wel voor groep 3 waarin de methode wordt gevolgd en mogelijk ook voor groep 4).
Kunnen de kinderen die eruit springen versnellen? Denk aan kleuters die aan het eind van groep 1 al meer dan 12 letters kunnen lezen, kunnen zij aansluiten bij het leesaanbod in groep 3? Misschien zijn er zelfs al kleuters die je op AVI zou willen toetsen, kunnen zij aansluiten bij het aanbod in groep 3 of als ze zelfs E3 of hoger halen in het aanbod in een hogere groep?
En hoe zit het met de kinderen in groep 3? Beheersen zij midden schooljaar al AVI-E3 of hoger? Gaan ze dan echt meedoen met het aanbod in de klas aangevuld met extra zelfstandig werk? (Ik doel hier bijvoorbeeld op de zonnetjes van Veilig Leren Lezen.) Of kunnen deze leerlingen aansluiten bij het aanbod in een hogere groep?
Oftewel: kijk wat er mogelijk is om met het leesonderwijs aan te blijven sluiten bij het leesproces.
Aansluiten bij een hogere groep
Is het voor jou niet mogelijk om kinderen in een hogere groep aan te laten sluiten? Bijvoorbeeld omdat jullie dat schoolbreed niet georganiseerd krijgen, er afspraken zijn of dit gewoonweg niet bespreekbaar is op je school? Kijk dan naar het aanbod in je eigen klas.
Stel, je hebt een kleuter die al kan lezen, probeer dan elke dag hardop leesmomenten voor deze kleuter in te lassen. Kan hij klasgenoten, jou als juf of zelfs een knuffel voorlezen?
En als je in groep 3 leerlingen hebt die AVI-E3 of hoger beheersen, kunnen zij dan inzetten op teksten hardop lezen in kinderboeken of over bepaalde onderwerpen? Laat ze dit bij voorkeur in duo’s of met een tutor doen. En zorg dat je als leerkracht regelmatig (het liefst elke dag) even met ze praat over hetgeen ze gelezen hebben, dat kan aan de hand van mini leeslessen.
Heb je in groep 4 leerlingen die AVI-E4 al beheersen? Laat deze kinderen dan lekker stillezen in de klas, maar wel met controle van jou als leerkracht. En dan bedoel ik niet controle op de gelezen inhoud, maar dan bedoel ik controle door op een positieve manier met ze in gesprek te gaan over wat ze lezen en door ze regelmatig hardop aan jou voor te laten lezen zodat je kunt ontdekken waar ze instructie over mogen krijgen.
Praktijkvoorbeelden
Even een klein uitstapje: als meisje van 5 kon ik in de kleuterklas al lezen. Dit deed ik dan ook regelmatig thuis. Tot ik naar groep 3 ging. Toen zei ik tegen mijn moeder dat ik dat boekje (dat ik voordat ik naar groep 3 ging al kon lezen) niet kon lezen, want dat had ik nog niet geleerd. Daarna paste ik wat ik kon lezen aan, aan de woorden die ik in de klas leerde en pas als ik daar een woord had geleerd, kon ik het thuis ook weer lezen.
En nog een ander uitstapje (een verhaal van een collega tijdens het observeren):
Begin schooljaar in groep 3 waren er woordrijtjes opgehangen. Kinderen moesten rondlopen, een woordrijtje voorlezen en doorlopen naar een ander kaartje. Een meisje, waarvan de leerkracht wist dat ze kon lezen, liep een beetje verloren rond. Eindelijk belandde ze bij een woordrijtje. Ze hoorde de jongen naast haar hakkelend lezen. ‘k – i – m, m–i-k, i-k’. Daarna was het meisje aan de beurt en ze las op dezelfde hakkelende manier het rijtje voor. De leerkracht ontdekte dit en vroeg haar het rijtje voor te lezen zoals ze altijd leest. ‘Kim, mik, ik‘ las ze. Het meisje legde uit dat ze niet wist wat ze moest doen en dat ze de andere kinderen zo hoorde voorlezen en dus dacht ze dat dat de bedoeling was.
Hopelijk laten deze twee voorbeelden je het belang zien van in de gaten hebben wat een kind kan, maar vooral ook de noodzaak van kinderen uitdagen op niveau zodat ze zichzelf blijven ontwikkelen.
Daarnaast is de communicatie vanuit de leerkracht dus ook enorm belangrijk. Ik gok dat mijn leerkracht toen ik zelf in groep 3 zat tijdens een wisselmoment of op de eerste schooldag heel enthousiast heeft verteld ‘dat ze ons ging leren lezen’, zonder er bij stil te staan dat er wellicht kinderen in haar klas zaten die al konden lezen. Nu is het al bijna 30 jaar geleden dat ik in groep 3 zat, en hoop ik dat het nu niet meer zo gaat. En tegelijk hoop ik dat je je steeds heel bewust van bent van wat je zelf aan je klas communiceert over wat de kinderen gaan leren, en dat je je daarbij afvraagt of er kinderen zijn die al wat meer kunnen.
Dan nog een ander voorbeeld, van hier thuis. Mijn oudste is 4 en zit sinds de zomer in de kleuterklas, op een LIST-school. Voor hem is het de normaalste zaak dat hij ‘kan lezen’. Hij leest zijn zusje verhalen voor, schrijft briefjes en leest voor wat hij heeft geschreven. Dat is niet meer dan normaal voor hem met thuis een LIST-moeder, en met op school een LIST-omgeving. Maar ik weet ook nog dat ik in een groep 3 werkte waar met LIST werd gestart. Die kinderen waren niet gewend om creatief te schrijven, ze begonnen in groep 3 pas net met het leesproces en sommigen raakten bijna in paniek als ze moesten schrijven tijdens het creatief schrijven.
Het verschil in basis maakt ook een enorm verschil in leesplezier, in leesvrijheid en ook in een stukje mindset.
Naast dat je je aanbod aan kunt passen aan leerlingen door hen juist omhoog mee te laten doen, is het ook goed om te kijken wat je kunt doen voor kinderen die achterblijven.
Kinderen in de onderbouw die achterblijven op leesgebied
In de onderbouw kun je naar mijn mening niet vroeg genoeg beginnen met extra leesonderwijs bieden aan kinderen die het lastig vinden. Merk je bij de kleuters al dat de motivatie weg ebt of weg is? Dan is dat een enorme rode vlag. Wat maakt dat de leesmotivatie op deze leeftijd al onder de maat is?
Verder is vanuit LIST het doel gesteld dat kinderen eind groep 2 minimaal 12 letters kennen. Ook dat is een mooie maatstaf die je houvast biedt bij wat ‘achterblijven’ is.
Een kleine aanvulling vanuit LIST: we zeggen ook dat met het LIST-aanbod in de kleuterklas 12 letters echt het minimum is en de ervaring is dat veel leerlingen meer dan 12 letters kennen.
Verder kun je vanaf groep 3 met AVI en DMT meten of de kinderen op niveau lezen.
Zoals ik net al zei, kun je niet vroeg genoeg beginnen met extra leesonderwijs. Enorm belangrijk daarbij is dat je het extra leesonderwijs niet tijdens het reguliere leesonderwijs vormgeeft, maar dat het er juist bovenop komt. Dat maakt het zeker iets wat een ‘flinke belasting’ kan zijn, maar daardoor niet minder belangrijk.
Kinderen die het moeilijk hebben, waarbij het niet vanzelf komt of waarbij het dus stagneert, hebben juist extra oefening nodig. Zorg er dus voor dat je deze kinderen extra begeleid buiten de leestijd om.
Toetsresultaten bovenbouw
Met de bovenbouw bedoel ik groep 5 t/m 8. In principe kun je in deze groepen overal hetzelfde aanbod aanbieden. Kinderen mogen zelfstandig lezen en vanaf het behalen van AVI-E4 kunnen ze stillezen. Het is dus niet nodig om kinderen in hogere groepen aan te laten sluiten.
Wel is het goed om kritisch te kijken naar wat je aanbiedt. Stel, je werkt met een methode die leesmoeilijkheden op niveau van groep 5 behandelt en er is een leerling die AVI-Plus leest, voegen die leesmoeilijkheden dan echt wat toe voor deze leerling? Kijk dus kritisch wat je klassikaal aanbied en pas dit aan voor leerlingen die iets anders nodig hebben.
Verder kunnen kinderen vooral lekker zelfstandig lezen. En daar vind je meteen een hele belangrijk bron van informatie. Wat lezen de leerlingen? Dagen ze zichzelf uit? Lezen ze ‘lekker-lezen-boeken’ of lezen ze ‘jeugdliteratuur’? En daarnaast: waar kunnen kinderen nog wat ondersteuning bij gebruiken? Technische moeilijkheden? Begrip van wat ze lezen? Een stukje woordenschat?
Al deze informatie kun je vergaren door leesgesprekken te voeren en kinderen hardop aan je voor te laten lezen. En al die informatie kun je verwerken in je (mini leesles) instructies.
Instructielessen voor de bovenbouw
Door het geven van mini leeslessen kun je kinderen een enorme schat aan leeshouding meegeven. Het geven van een mini leesles is per schooldag zoiets kleins, het duurt immers maar 5 minuten voorafgaand aan het zelfstandig lezen. Maar het heeft een enorme impact, zeker als je weet wat je doet.
Het geven van een mini leesles bestaat eigenlijk uit 5 mini onderdelen. Je begint met een stukje boekpromotie, gevolgd door een kort stukje voorlezen waaruit het antwoord op jouw leesvraag alvast blijkt, vervolgens benoem je de leesvraag en beantwoord je de leesvraag vanuit het net voorgelezen stukje. Die leesvraag stel je daarna aan de kinderen. Tijdens het zelfstandig lezen (15-20 minuten) gaan zij zelf op zoek naar een antwoord in hun eigen leesboek. Naderhand bespreken jullie (maximaal 5 minuten) de leesvraag na, waarbij het draait om boekpromotie en inhoudelijke gesprekken over hetgeen is gelezen.
Je kunt bij elk boek, bij elk hoofdstuk, bij elke bladzijde, bij elke zin en bij elk woord een leesvraag bedenken. Hoe meer je weet over de doelen waaraan een mini leesles kan voldoen, hoe makkelijker dit wordt. En juist door te weten welke inhoud je aan deze mini leeslessen kunt geven, kun je de kinderen ‘op maat’ lesgeven. Uiteraard wel klassikaal, maar de informatie die je van de kinderen in je klas krijgt, gebruik je om deze mini leeslessen voor te bereiden.
Diepgang in mini leeslessen
Ben je benieuwd naar hoe je diepgang in mini leeslessen kunt aanbrengen? Daar kan ik je bij helpen. Als leerkracht heb ik al voor 2016 kennisgemaakt met mini leeslessen en door mijn enthousiasme hiervoor heb ik in 2016 mijn website Kinderboekenjuf.nl opgericht. Juist om al mijn inspiratie met collega’s te delen. Inmiddels durf ik mezelf mini leesles-expert te noemen en al die kennis deel ik graag met jullie.
Kinderen in de bovenbouw die achterblijven op leesgebied
Ook in de bovenbouw kun je niet vroeg genoeg beginnen met extra leesonderwijs. Ik hoop echter sterk dat dit in de middenbouw al wordt opgepakt, zodat je hier in de bovenbouw steeds minder omkijken naar hebt.
Ook voor de bovenbouw is het enorm belangrijk dat je het extra leesonderwijs niet tijdens het reguliere leesonderwijs vormgeeft, maar dat het er juist bovenop komt. Kinderen die het moeilijk hebben, waarbij het niet vanzelf komt of waarbij het dus stagneert hebben juist extra oefening nodig. Zorg er dus voor dat je deze kinderen extra begeleid buiten de leestijd om.
Hoe kun je dit doen? Door kinderen zelf regelmatig te begeleiden vanuit leesgesprekken. En door kinderen die het echt moeilijk hebben te laten lezen met technische ondersteuning. Denk aan programma’s zoals Yoleo.