Wat rijmt er op stoep?

[DOOR DORY] ‘Ze beginnen meteen keihard te gillen.
Allebei hebben ze dikke vette… brillen!’

– Wat rijmt er op stoep? –

Dit boek is geschikt om bij de sessies van Close Reading te gebruiken voor groep 3, 4 en 5. 

Het verhaal

Wat rijmt er op stoep?

In het boek Wat rijmt er op stoep? gaat Thomas op bezoek bij oma, want oma is jarig. Als hij onderweg naar oma is komt hij een hond tegen met een zak snoep. Maar wat rijmt er nou op snoep? Thomas komt van alles tegen waar vieze woorden om de hoek komen kijken, of toch niet…?

Na een hoop ongelukken met een bakker, de brandweer en met twee dames komt Thomas bij oma aan en vertelt zijn avonturen. Ook aan haar stelt hij de vraag wat er rijmt op stoep. Ben je benieuwd naar haar antwoord? Lees dan gauw het boek Wat rijmt er op stoep? en kom achter het antwoord.

Benieuwd naar dit boek? Bekijk het inkijkexemplaar.

Recensie

Harmen van Straaten is een bekende schrijver/illustrator en dit boek is al toe aan de vijfde druk. Wat mij betreft is dat helemaal terecht! De tekeningen zijn prachtig en spreken mij enorm aan. Tijdens het voorlezen van dit boek in mijn klas hebben de kinderen gesmuld van de vieze woorden die je kunt bedenken. Al gebiedt de eerlijkheid mij wel te zeggen dat het afhankelijk is van je doelgroep of ze ook daadwerkelijk de vieze woorden kunnen bedenken.

Vind je dit boek van Harmen van Straaten leuk en wil je meer van hem lezen? Kijk dan eens naar Het grote griezelboek of De kleine sneeuwman.

Met dank aan Uitgeverij Leopold voor het toezenden van dit recensie-exemplaar.

Close Reading Wat rijmt er op stoep?

Wil je eerst meer weten over Close Reading? Neem dan een kijkje bij het studieboek of bij de praktijkboeken over Close Reading.

Titel: Wat rijmt er op stoep?
Schrijver: Harmen van Straaten
Doelgroep: groep 3-4-5

Kwalitatieve analyse: 

Tekststructuur: De tekst bestaat uit een verhaallijn, waarbij de kinderen verleid worden om op elke bladzijde de tekst af te maken met één woord. De illustraties zijn groot en passen perfect bij het verhaal. Sommige woorden zijn dik gedrukt en gekleurd. Dit zijn de belangrijke, af te maken, woorden. Alle bladzijden zijn belangrijk voor de kinderen om de laatste bladzijde met oma te begrijpen. Dit is goed opgebouwd en zullen de leerlingen goed op kunnen pikken.

Taalkenmerken: Er zitten enkele moeilijke woorden in zoals gedreutel, reutel, takel en rakelings. De tekst en illustraties verhelderen deze woorden voldoende, maar wellicht is enige toelichting, afhankelijk van de doelgroep, wenselijk. De tekst is gedeeltelijk op rijm.

Betekenis: De laag in dit verhaal gaat om de vieze woorden. Op de eerste pagina’s is dit voor de leerlingen misschien niet direct duidelijk. Mocht dit het geval zijn, kun je modelen om ze wel deze richting op te laten denken.

Bedoeling van de schrijver: De schrijver wil de leerlingen vieze woorden laten zeggen en zo de leerlingen aan het lachen maken.

Benodigde achtergrondkennis: Voor dit prentenboek is geen specifieke achtergrondkennis nodig.

Kwantitatieve analyse: De tekst is van een gemiddeld niveau.

Lezer-taakfactoren: De leerlingen zullen waarschijnlijk voldoende ervaring hebben met prentenboeken. Door deze tekst voor te lezen ontwikkelen de leerlingen hogere-denkvaardigheden doordat ze de bedoeling van de schrijver proberen te achterhalen. Het boek werkt motiverend voor leerlingen uit de doelgroep. De tekst is qua hoeveelheid goed te doen en vraagt van de leerlingen een goede luisterhouding.

Lesdoel:

De kinderen ontdekken de bedoeling van de schrijver. Ze begrijpen dat hij wil dat je vieze woorden gaat rijmen en daardoor plezier hebt.

De kinderen ontdekken dat alle gebeurtenissen begonnen zijn door de hond die de zak met snoep pakt.

Sessie 1: Wat zegt de tekst?

1)     Lees het verhaal voor. Geef elk kind een pictogram (wie/wat/waar). Elk kind heeft hierdoor een luisteropdracht. Of ze luisteren wie er in het verhaal zit, wat er gebeurt of waar het gebeurt.

2)     Na het voorlezen gebruik je een coöperatieve werkvorm. Alle kinderen met wie komen bij elkaar. De kinderen van wat en waar doen dit ook. Samen delen ze hun antwoorden. Na overleg over de antwoorden, moeten ze tot één goed antwoord komen. Vervolgens kiezen ze 1 kind uit dat het antwoord mag geven.

3)      Thomas komt in het verhaal verschillende figuren tegen. Kopieer alle figuren (hond, twee vrouwen, schilder, bakker, brandweermannen, deftige dame, knol. Verdeel de klas in tweetallen en laat ze de figuren op de goede volgorde leggen waarop ze in het verhaal voorkomen. Let op: sommige figuren komen later nog een keer terug. Het gaat alleen om het moment waarop het figuur voor het eerst in het verhaal komt.

 

Sessie 2: Hoe wordt het in de tekst gezegd?

Lees het verhaal nog een keer voor

1)     Dit prentenboek is deels op rijm. Verdeel de klas in tweetallen en deel markers/stiften/kleurpotloden uit. Kopieer uit het boek twee bladzijdes die naast elkaar staan. Geef de kinderen de opdracht om te zoeken naar woorden die rijmen. Geef deze dezelfde kleur. Natuurlijk mogen ze proberen om de tweede bladzijde af te maken met een vies of net rijmwoordje!

2)     In het boek zitten best wat moeilijke woorden. Denk aan: het water loopt Thomas in de mond, vermijden, o wat een leed, arme stakker, de brandweerauto rijdt rakelings voorbij, arme knol. De betekenis is vaak uit de tekst in combinatie met de plaatjes te halen. Model er een zodat de kinderen begrijpen hoe je de betekenis op kunt zoeken in de tekst. Geef vervolgens de opdracht om een aantal betekenissen op te zoeken in de tekst.

3)     Tekstgerichte vraag: door wie komt het dat alles mis gaat?
Hang alle figuren (zoals van sessie 1) op in de klas. Laat de kinderen lopen naar degene die ze denken dat het is. Bespreek hun argumenten en kijk of kinderen dan nog van plek willen veranderen.

4) In het verhaal zit heel duidelijk oorzaak-gevolg. Geef de kinderen een tabel met daarin een rijtje oorzaak-gevolg. Laat bepaalde vakken leeg of de hele rij oorzaak, of de hele rij gevolg. Vervolgens gaan ze invullen wat er ontbreekt.
Voor groep 3 zal dit nog te moeilijk zijn. Je kunt er wel een paar mondeling bespreken. 

OorzaakGevolg
De hond pakt de tas met snoepThomas rent achter de hond aan
Thomas rent om de hoekTwee vrouwen schrikken en gaan gillen
De hond botst tegen de ladderDe schilder valt van de ladder
De ladder raakt de bakker op de fietsDe bakker vliegt en valt op de parasol
De brandweermannen komen aangeredenEen deftige dame schrikt en valt
Het paard slaat op hol en laat iedereen schrikkenDe brandweerauto botst tegen de lantaarnpaal.

Sessie 3: Wat is de diepere betekenis van de tekst?

1)     Bespreek de volgende tekstgerichte vragen:
Wat wil de schrijver dat de lezer doet aan het eind van de bladzijde? Een vies rijmwoord bedenken.
Waarom is de titel van het boek Wat rijmt er op stoep? Omdat het begint met hondenpoep op de stoep.
Hoe had Thomas alle ellende kunnen voorkomen? Vb: hij had niet achter de hond aan kunnen rennen, hij had de hond tegen kunnen houden.
Oma reageert op het einde van het boek met alle vieze woorden. Hoe vind jij dit? Zou jouw oma ook zo reageren?

Vergelijkbare artikelen