Pas op voor de billenbijter!

[DOOR DORY] ‘Hij woont daarbenee, heel diep in de wc. Bruin van kleur, en gek op scheetjesgeur. Hij is een paar centimeter groot, en stinkt onwijs naar zure sloot. Poepiemonster is zijn naam, met een vies windje zegt hij: ‘Aangenaam’.’
– Pas op voor de billenbijter! –

Dit boek is geschikt om voor te lezen vanaf groep 1-2.

Het verhaal

Cover Pas op voor de billenbijter!

Pas op voor de billenbijter! is een boek met grappige gedichtjes over griezels. Wat dacht je van een monster dat onder in jouw wc woont? Of een moeder die eigenlijk een vampier is? Of een monster dat dol is op kusjes?

Fun fact: het boek is geschreven door Lucas van de Meerendonk. De leerlingen in je klas herkennen hem vast als presentator van het Jeugdjournaal!

Benieuwd naar dit boek? Bekijk het inkijkexemplaar.

Recensie

Pas op voor de billenbijter! vind ik een welkome afwisseling in het aanbod van gedichten. De gedichten zijn qua rijmschema eenvoudig, waardoor ik ze erg geschikt vind om met gedichten bij kinderen te starten. De inhoud maakt elk gedicht grappig of een beetje griezelig. De gedichten zijn ook lekker lang, waardoor het een miniverhaaltje in een gedichtje is. Mijn persoonlijke favorieten zijn het poepiemonster en de kakbouter. Het poepiemonster spreekt tot de verbeelding en je kunt je fantasie hierbij de vrije loop laten gaan. De kakbouter is zelfs bijna te vies om te lezen!

‘Na een half uur poepen is hij pas klaar, het vele gepers veroorzaakt een flinke blaar. En wat hij dan doet, is pas echt maf, met zijn rode muts veegt hij zijn billen af!’

Met dank aan Uitgeverij Moon voor het toezenden van dit recensie-exemplaar.

Ben je na het lezen nog niet uitgegriezeld? Er zijn volop boeken over griezels en monsters. Wat dacht je van Knikkeruil en Opa en oma Oelewapper redden het spookhuis?

Ideeën mini leeslessen Pas op voor de billenbijter!

Om kinderen te enthousiasmeren om het boek te lezen en hen te stimuleren om erover na te denken kun je het boek koppelen aan mini leeslessen. Dit zijn tevens manieren om met kinderen in gesprek te raken over boeken en hun interesses te ontdekken. Enkele mini leeslessen voor het boek Pas op voor de billenbijter! zijn:

Bij elk gedicht heb ik een lesidee bedacht.

De billenbijter
– In dit gedicht wordt heel goed uitgelegd hoe de billenbijter eruit ziet. Waar wordt er in jouw boek goed uitgelegd hoe iets of iemand eruit ziet?
– Dit gedicht zou je goed kunnen koppelen aan het prentenboek ‘een ridder zonder billen’. Wat voor billen zou de billenbijter kiezen uit de billenwinkel van het prentenboek?

Het kusjesbeest
– Het kusjesbeest is stapelgek op lippenstift en kusjes geven. Waar is jouw hoofdpersoon gek op?

Eet-mij-nietje
– Welke cadeautjes worden er in jouw verhaal uitgedeeld? Zijn ze er blij mee?

Het poepiemonster
– Het lievelingseten van het poepiemonster is jouw poep! Wat is het lievelingseten van jouw hoofdpersoon?

De mampier
– Welke woorden kunnen de kinderen verzinnen bij monsternamen? Zoals vampier-mampier?
– Het blijkt dat mama een vampier is. Ze leeft ‘s nachts en overdag slaapt ze. Welke gekke eigenschap heeft iemand in jouw boek?

De kakbouter
– Joepies slaapkamer stinkt enorm. Welke dingen kun jij bedenken die daar zouden kunnen liggen?

De monsterbaby
– Er is een baby geboren, maar niet zomaar een. Een meisje met vlijmscherpe tanden! Hoe ziet het gezin in jouw boek eruit?

De petteretet
– Wordt er in jouw boek iemand gepest of geplaagd? Hoe wordt het opgelost?

De weerwolfman
– Gerrit blijkt niet zomaar een weerman te zijn. Bij volle maan verandert hij namelijk in een weerwolf! Is er iemand in jouw verhaal die ook een hele andere kant blijkt te hebben?

Snotterschimmelsmurriesoep
– Bedenk zelf een zo vies mogelijke soep. Wat doe jij er allemaal in?

Meester mummie
– De klas haalt een geintje uit met Meester Mummie. Wordt in jouw boek iemand in de maling genomen?
– Als jij van jouw meester of juf een monster zou mogen maken, wat zou je dan kiezen? Hoe zou hij of zij eruit zien?

Zombig
– Wie ziet er in jouw verhaal wat vreemd uit?
– De zombig ziet er heel gek uit. Kies jouw lievelingsdier en maak daar een bijzonder geval van.

Close Reading

Pas op voor de billenbijter! biedt vele mogelijkheden om de gedichten te gebruiken voor Close Reading sessies.

Kwalitatieve analyse

Tekststructuur: het betreft een boek met gedichten. Het boek heeft als overkoepelend thema griezelen met uitstapjes naar monsters en viezigheid zoals poep. De gedichten staan op zichzelf.

Taalkenmerken: elk gedicht biedt mogelijkheden om de woordenschat uit te breiden. Het aantal moeilijke woorden valt mee. Er zit meer uitdaging in het achterhalen van de boodschap en de precieze inhoud van de gedichten.

Betekenis: sommige gedichten hebben een bijzondere boodschap zoals de petteretet. Hierin gaat het over pesten en dat dat absoluut niet kan. De overige gedichten hebben vooral een grappige betekenis. 

Bedoeling van de schrijver: de schrijver wil dat je plezier beleeft aan wel heel griezelige en vieze gedichtjes.

Benodigde achtergrondkennis: het thema griezelen zal voor de leerlingen een bekend thema zijn. Het is wel goed om sommige monsters zoals de vampier en de weerwolf goed uit te leggen.

Kwantitatieve analyse

De gedichten zijn best lang, maar door de vrolijke en grappige inhoud is dit goed te doen. De leesbaarheid van de tekst is meer gericht op leerlingen voor kinderen uit groep 4-5. Als de gedichten halverwege groep 3 meerdere malen zijn voorgelezen zou het groep 3 ook moeten lukken om de gedichten te lezen. Hou er wel rekening mee dat dit veel werkgeheugen vraagt.

Lezer en taakfactoren

Per groep is het afhankelijk hoe ervaren de leerlingen zijn in het omgaan met gedichten. Alle gedichten houden een eenvoudig rijmschema aan, waarbij telkens de laatste woorden van twee opeenvolgende zinnen rijmen. Het zijn dus prima gedichten om op een beginnersniveau te oefenen.

Bij één van de gedichten heb ik sessies voor Close Reading ontworpen.

Het poepiemonster
Sessie 1
Doel: de leerlingen kunnen wie/wat/waar benoemen.
Actie: lees het gedicht voor. Let op, laat de illustratie van het poepiemonster niet zien! Vervolgens gaan de leerlingen ontdekken over wie het gaat, wat er gebeurt en waar het zich afspeelt. Afhankelijk van het niveau van de leerlingen kun je hier verschillende werkvormen voor inzetten. Gebruik hiervoor de placemat werkvorm. Maak hiervoor groepjes van 4 en laat de leerlingen op één gezamenlijk blad de wie/wat/waar invullen. Vervolgens gaan ze samen in gesprek om tot één gezamenlijk antwoord te komen.
Nadat er klassikaal gekozen is voor wie/wat/waar krijgen de leerlingen een wit blaadje. Hierop tekenen of schrijven ze wie, wat of waar. Vervolgens gaan de leerlingen proberen om setjes van drie (wie/wat/waar) te maken. Het is interessant om te zien dat de leerlingen met elkaar gaan overleggen over wie/wat/waar.
Een andere activiteit in de eerste sessie heeft te maken met het rijmschema. Bespreek het rijmschema en de plaats van de rijmwoorden. Vervolgens kunnen de leerlingen in tweetallen op zoek gaan naar de rijmwoorden door deze dezelfde kleur te geven.
Werkvorm: placemat

Sessie 2
Doel: de leerlingen tekenen het poepiemonster door naar de aanwijzingen in de tekst te kijken.
Actie: lees het gedicht nogmaals voor. Besteed tijdens het voorlezen aandacht aan woordenschat. Mogelijke moeilijke woorden kunnen zijn: daarbenee, zure sloot, aangenaam, bruine drab, kontje gebruikt, tevree, keutel, stinkt een uur in de wind, goed gezind en dankbaar. In het gedicht wordt duidelijk beschreven hoe het poepiemonster eruit ziet. De volgende elementen komen er in naar voren:
1) bruin van kleur
2) paar centimeter groot
3) stinkt naar zure sloot
4) piepkleine handjes
5) twee rode wantjes
6) enorme neus
7) tong uit zijn mond
Laat de leerlingen in het gedicht op zoek gaan naar deze uiterlijke kenmerken en laat ze deze arceren. Nu is het aan de leerlingen om het poepiemonster te tekenen. Let goed op dat ze zich echt richten op de bewijzen uit de tekst! Ten slotte laat je de illustratie uit het boek zien. Komt het poepiemonster van de leerlingen overeen met die van zichzelf?
Werkvorm: arceren en tekenen

Behalve het poepiemonster lenen meerdere gedichten in dit boek zich prima voor Close Reading. Zo zou je bij de petteretet goed naar oorzaak-gevolg en probleem-oplossing kunnen kijken. Bij snotterschimmelsmurriesoep kunnen de leerlingen een onderscheid maken in bestaan en niet bestaand voedsel. Als je bij de weerwolfman de titel en de laatste zin niet voorleest, kun je de leerlingen laten bespreken wat voor werk Gerrit doet, wat er met hem gebeurt en wat Gerrit is. Oftewel: voldoende mogelijkheden om hier met je groep mee aan de slag te gaan!

*Dit bericht bevat affiliate links

Vergelijkbare artikelen

Winkelwagen