‘Ik weet het: we doen verstoppertje!
‘Maar ik ga niet zoeken!’
‘Je speelt altijd de baas!’
‘Jij kan gewoon niet samen spelen’
– Morgen ben ik de baas! –
Dit is een prentenboek.
Het verhaal

Beer en Das zijn aan het spelen wanneer Wezel thuiskomt. Wezel vindt het niet leuk dat Beer met Das speelt, Das is namelijk zijn vriend. Beer is het daar niet mee eens, want Wezel kan morgen weer met Das spelen. Gelukkig heeft Das een idee: ze kunnen vadertje, moedertje en kind spelen. Wezel is enthousiast. Beer niet omdat hij het niet eens is met de rolverdeling én bovendien beslist Wezel dat Beer naar bed moet omdat hij stout is! Uiteindelijk vindt Beer het wel goed, maar…
”Goed dan. Dan ben ik wel het kind.
Maar het kind is nu boos.
En heel stout.
En hij gaat er nu een grote bende van maken’.
‘Jij speelt vals!’ schreeuwt Wezel.
‘En jullie, grote mensen, moeten straks alles opruimen!
In jullie eentje!’ gromt Beer.”
Het spelen van vadertje en moedertje blijkt geen goed idee. Wezel is woest omdat Beer zich niet aan de regels houdt. Beer is boos omdat Wezel altijd de baas speelt. Voetballen is geen goed idee, memory niet, winterslaapje niet en verstoppertje ook al niet. Das moet naar huis. Beer en Wezel zijn verbaasd, ze waren net zo fijn aan het spelen! Morgen wil Wezel wel weer met Das spelen, Das niet. Dan heeft hij al afgesproken met Vos!
Benieuwd naar dit boek? Bekijk het inkijkexemplaar.

Recensie
Samen spelen en delen of het nu om vrienden of om speelgoed gaat, dat is voor veel kinderen lastig. Zeker wanneer ze moeten delen met z’n drieën. In het boek: ‘Morgen ben ik de baas!‘, wordt dat ook duidelijk. Een mooi boek met een herkenbaar thema en veelvoorkomende situaties. Het is een fijn boek om aan het begin van een schooljaar aan te bieden of op een moment dat het spelen en delen in de groep lastig gaat. Het gesprek dat volgt na afloop van het boek, kan gelegenheid bieden om eigen ervaringen te delen en regels/afspraken in de groep te maken.
Hoewel het een geschikt verhaal is voor jonge kinderen, vind ik de verhaallijn wat lastig te volgen of je moet zéér sterk zijn in het variëren met stemgebruik! Dit komt omdat er continue van spreker wordt gewisseld. Zelf zou ik ervoor kiezen om eerst een toneelspel bij het boek te maken, voordat het boek voorgelezen wordt. Het is ook mogelijk om het boek als duo voor te lezen of gebruik te maken van gekopieerde afbeeldingen van de dieren, om zo de rolverdeling duidelijk te maken. Het taalgebruik is eenvoudig en passend bij de doelgroep.
Bij het verhaal zijn treffende illustraties gemaakt. Er is gekozen om hierin vooral de hoofdpersonen weer te geven, waardoor de emoties duidelijk zichtbaar zijn. Er is weinig afleiding zichtbaar, waardoor het verhaal door de illustraties wordt ondersteund. Dit vind ik persoonlijk erg prettig bij de wat complexere verhaallijn.
Met dank aan uitgeverij Gottmer voor het toezenden van dit recensie-exemplaar.
Ideeën voorlezen Morgen ben ik de baas!
In de onderbouw werken de mini leeslessen anders. Het voornaamste doel van het voorlezen in de onderbouw is het leesplezier! Kinderen die graag worden voorgelezen en het fijn vinden om boeken te bekijken, zullen later het lezen sneller oppakken. Bij de keuze van het boek is het belangrijk om aan te sluiten bij de belevingswereld van de kinderen.
Hieronder staat beschreven hoe je Morgen ben ik de baas! kunt voorlezen. Voorlezen is een manier om naast het vergroten van het leesplezier te werken aan andere doelen zoals het vergroten van de woordenschat, het inzicht in zinsbouw, verhaalbegrip, de communicatievaardigheid en boekoriëntatie te werken.
Introductie en voorlezen
Als introductie:
Maak een toneelstuk van het verhaal samen met jouw collega’s of stel aan de kinderen in de klas de vraag wanneer het spelen/delen lastig is. Wat hebben zij meegemaakt?
Voor het voorlezen:
Bekijk met de kinderen de kaft en praat erover voor je start met voorlezen. Je kunt dit doen door te vragen wat ze zien en of ze een idee hebben wat dat betekent.
Vertel kort de strekking van het verhaal zonder dat je de clou weggeeft. Je wil dat kinderen nieuwsgierig worden en de juiste informatie tot zich nemen, waardoor het verhaalbegrip zo groot mogelijk wordt. Voor dit boek zou dit als volgt kunnen:
- Beer speelt met Das, maar eigenlijk is Das de vriend van Wezel. Wezel vindt het niet leuk dat Beer met Das speelt. Ze gaan bedenken hoe ze samen kunnen spelen, maar dat vinden Beer en Wezel erg moeilijk.
Als het prentenboek voor de eerste keer voorgelezen wordt, onderbreek je het verhaal zo min mogelijk. Je geeft alleen maar uitleg als je denkt dat sommige woorden te moeilijk zijn om het verhaal te begrijpen. Zorg ervoor dat de kinderen het boek goed kunnen zien (liefst via het digibord). Moeilijke woorden op de pagina leg je van tevoren uit in kindertaal eventueel met hulp van de illustratie.
Bij volgende keren voorlezen is het mogelijk om dieper na te denken over een fragment van het verhaal. Als je een denkvraag stelt, vraag dan door op wat de leerlingen antwoorden.
Maak een keuze uit onderstaande vragen:
Analyseren | |
Kijk en vergelijk | Laat een bladzijde zien waarop Beer en Wezel ruzie maken en Das erbij staat. Bijvoorbeeld de bladzijde waarop Beer met de brandweerwagen gooit. Hoe zouden de dieren zich nu voelen? Hoe zou Das zich nu voelen? Heb je het ook ooit meegemaakt dat er twee mensen ruzie hadden en jij erbij stond. Wat heb je toen gedaan? |
Betwijfelen | Wanneer is het fijn om regels en afspraken te hebben en wanneer niet? Waarom vind je dat? |
Evalueren | |
Bedenken | Welk spelletje kunnen de dieren wél goed samen spelen? Wat is een fijn spel waaraan iedereen kan meedoen zonder dat er ruzie ontstaat? |
Oplossen | Beer en Wezel vinden het lastig om samen te spelen. Wat kunnen ze doen om wél goed samen te spelen? |
Voorspellen | Denk je dat Das nog eens met Wezel en Beer komt spelen? Waarom denk je dat? |
Ontwerpen | Welke regels/afspraken kunnen de dieren maken om samen te spelen? |
Creëren | |
Grote ideeën | Wat hebben de dieren nodig om goed te kunnen spelen? |
Verbinden | Welke regels en afspraken gelden er in de klas? Heb je regels en afspraken thuis? Zijn er regels en afspraken die thuis hetzelfde zijn als op school? Welke regels en afspraken zouden voor de dieren fijn zijn om te maken? |
Woorden die goed behandeld kunnen worden bij dit boek om de woordenschat te vergroten:
- Met behulp van de illustraties: Wezel, Beer, Das, druk met spelen, mijn vriend, drietjes.
- Uitleggen met andere woorden: niet enthousiast, altijd, klusjes, bende, speelt vals, duizend, spelregels, afgesproken.
- Door de woorden voor te doen met het boek: winterslaapje, verstoppertje, verbaasd.
- Door in het echt te laten zien: voetbal, memory.
Werken vanuit essentiële thema’s
In groep 1-2 wordt op bijna alle scholen gewerkt met thematisch onderwijs. Bij het voorlezen is het dan ook een logische keuze om te kiezen voor prentenboeken die bij het thema passen. Het doel van het thematisch voorlezen is dat de ervarings- en taalbasis van de kinderen vergroot wordt.
Kies een essentieel thema, waarbij 1 prentenboek de basis is. Essentiële thema’s zijn brede onderwerpen waar mensen op verschillende wijzen naar kijken en die uitnodigen tot het stellen van vragen en filosoferen. Uitleg over het essentiële thema lees je in het blog Werken met essentiële thema’s.
Essentieel thema
Binnen een essentieel thema werk je met een centrale zin en woord. Uitleg over de centrale zin en het centrale woord lees je het blog Geletterdheid met prentenboeken.
Bij dit boek past het essentieel thema:
Voel je thuis
Voel je thuis is een breed essentieel thema wat goed aan het begin van een schooljaar centraal kan staan. Wanneer kinderen zich fijn voelen op school en thuis, kunnen zij tot leren komen. In dit brede thema kun je kinderen kennis laten maken met school, elkaar, de thuissituaties en regels/afspraken maken.
De zin die centraal kan staan is: ‘We waren net zo fijn aan het spelen‘.
Als centrale woord zou ik ‘fijn‘ kiezen.
Andere essentiële thema’s bij dit prentenboek kunnen zijn:
- Delen en spelen
- Samen (zijn)
Mogelijke activiteiten
Creatief schrijven:
- Soms ben je héél boos en is het lastig om sorry te zeggen. Je kunt dan ook iets voor een ander maken en/of schrijven. Leg in de schrijfhoek materialen klaar om een ‘sorry’ kaartje te maken.
- Welke regels en afspraken gelden er in de klas om samen fijn te kunnen spelen, delen en werken? Kun je de regels tekenen/schrijven?
Sociaal-emotionele ontwikkeling / drama:
Maak een toneelstuk van het boek en speel met de leerkrachten het verhaal volledig na. Lees op een ander moment het boek voor aan de klas en ga erover in gesprek. Speel op een later moment nog eens het verhaal én laat de kinderen erin meespelen om de ruzie tussen Beer en Wezel op te lossen.
Andere titels bij het thema:
- Mag ik meedoen (bekijk de mini leeslesideeën).
- Twee vechtende eekhoorntjes
Dit blog is geschreven door gastblogger Sandra