[DOOR MICHELLE]‘Hij moet leren vliegen, maar hoe, maar hoe? roept de uil.’
– Tin doet zijn zin –
Dit boek is geschikt om voor te lezen vanaf groep 1.
Het verhaal
Een ei rolt een bergje af en breekt. Tin komt uit het ei. Allerlei soorten vogels komen bij hem kijken. Ze vragen waar zijn moeder is. Tin heeft geen idee.
Meester Uil ziet dat hij een vogel is, wat betekent dat hij moet leren vliegen. Moeder Merel, Vader Eend en Mevrouw Arend willen hem daar graag bij helpen. Tin doet zijn zin. Dus zou het Tin lukken om te vliegen?
Benieuwd naar dit boek? Bekijk het inkijkexemplaar.
Recensie
Tin doet zijn zin is een schattig en grappig prentenboek. De pastelkleurige illustraties verduidelijken moeilijke woorden, zoals dwarrelen en een aanloop nemen. Net als in Coco kan het! staat een kuiken van een vogel centraal. Coco wil leren vliegen en durft het niet. Terwijl Tin er geen zin in heeft.
Ik ben erg benieuwd welke kleuters al door hebben bij de start van het boek waarom Tin niet wil vliegen. Voor deze kleuters zal het boek voorspelbaar zijn. Terwijl andere kleuters leren over de verschillende eigenschappen van vogels en vooral die van de pinguïn zullen zij vast onthouden. De boodschap dat iedereen zijn eigen talent heeft, is de basis van dit mooie boek.
Met dank aan Uitgeverij Clavis voor het toezenden van dit recensie-exemplaar.
Ideeën mini leeslessen Tin doet zijn zin.
In de onderbouw werken de mini leeslessen anders. Het voornaamste doel van het voorlezen in de onderbouw is het leesplezier! Kinderen die graag worden voorgelezen en het fijn vinden om boeken te bekijken, zullen later het lezen sneller oppakken. Bij de keuze van het boek is het belangrijk om aan te sluiten bij de belevingswereld van de kinderen.
In onderstaande mini leeslessen staat beschreven hoe je Tin doet zijn zin kunt voorlezen. Voorlezen is een manier om naast het vergroten van het leesplezier te werken aan andere doelen zoals het vergroten van de woordenschat, het inzicht in zinsbouw, verhaalbegrip, de communicatievaardigheid en boekoriëntatie te werken.
Voor het voorlezen:
Bekijk met de leerlingen de kaft en praat erover voor je start met voorlezen.
- Kijk naar de illustratie en vraag de kinderen wat ze zien.
- Lees de titel voor en vraag of zij kunnen bedenken wie Tin is.
Bij LIST bij kleuters vertel je kort de strekking van het verhaal zonder dat je de clou weggeeft. Je wil dat kleuters nieuwsgierig worden en de juiste informatie tot zich nemen, waardoor het verhaalbegrip zo groot mogelijk wordt. Voor dit boek zou dat als volgt kunnen:
- Tin is een pinguïn en komt uit een ei. Hij doet zijn zin, wat betekent dat hij alleen doet waar hij zelf zin in heeft. Als iemand tegen hem zegt wat hij moet doen, doet hij dit juist niet.
Als het prentenboek voor de eerste keer voorgelezen wordt, onderbreek je bij LIST voor kleuters het verhaal zo min mogelijk. Je geeft alleen maar uitleg als je denkt dat sommige woorden te moeilijk zijn om het verhaal te begrijpen. Zorg ervoor dat de kinderen het boek goed kunnen zien.
Uitleg geven kan op de volgende manier:
- Bij de bladzijde waar de vader eend vertelt dat hij een lange aanloop neemt voor hij gaat vliegen. Vertel dat je bij een aanloop heel hard rent en laat de plaat van de volgende bladzijde alvast zien. Lees daarna de tekst.
- Vertel als Tin moet gaan vliegen met grotere vleugels dat hij niet heeft oplet toen andere vogels vertelden hoe zij vliegen. Hierdoor weet hij nu niet hoe hij moet vliegen en is bang om diep te vallen. Lees daarna de tekst.
- Bij de bladzijde waar Tin de grotere vleugels aan heeft. Vertel dat hij probeert de vleugels te bewegen, maar dat het niet goed gaat. Doe voor wat wankelen, zwiepen, worstelen en dwarrelen is. Lees daarna de tekst.
- Vertel bij de bladzijde waar Tin aanwijzingen geeft dat je als je iets nieuws leert je aanwijzingen krijgt hoe het moet. Iemand legt het je uit en doet het voor. Lees daarna de tekst.
Bij volgende keren voorlezen is het wel mogelijk om dieper na te denken over een fragment van het verhaal. Als je een denkvraag stelt, vraag dan door op wat de leerlingen antwoorden.
Maak een keuze uit onderstaande vragen:
Kijk en vergelijk:
- Op de laatste bladzijde staan alle vogels uit het boek bij elkaar. Laat de kinderen de verschillen en overeenkomsten tussen de vogels zoeken en benoemen.
Betwijfelen:
- Ik wil helemaal niet vliegen! Waarom zou Tin niet willen vliegen? Hoe zou je kunnen zorgen dat hij wel wil vliegen?
Bedenken:
- ‘Wacht even…’ aarzelt Tin. Maar niemand luistert. Wat denk jij dat Tin zou willen zeggen?
- Duiken? Ik wil helemaal niet duiken zucht meester Uil. Waarom wil meester uil niet duiken denk jij?
Oplossen:
- ‘Hij moet leren vliegen, maar hoe, maar hoe? roept de uil.’ Op welke manier zou jij Tin leren vliegen?
Voorspellen:
- Op de bladzijde waar klein wit visje wegduikt voor haai. Vraag waarom klein wit visje bang is. Wat zou er kunnen gebeuren?
Ontwerpen:
- De vogels bouwen grotere vleugels voor Tin. Zou jij ook vleugels kunnen ontwerpen en bouwen?
Grote ideeën:
- Maar we zijn wel goed in andere dingen zegt papa pinguïn. In welke dingen ben jij goed?
Verbinden:
- Tin kan niet vliegen, maar wel duiken. Welke dieren kunnen ook duiken net als Tin?
Woorden die goed behandeld kunnen worden bij dit boek om de woordenschat te vergroten:
- Met behulp van de illustraties: merel, eend, arend, pinguïn, jonkie.
- Uitleggen met andere woorden: aanwijzingen.
- Uitleggen door het te doen/aan te wijzen: broeden, wiebelen, stamelen, kuchen, tjirpen, snateren, proberen, wankelen, worstelen, zwiepen, dwarrelen, opletten en een aanloop nemen.
LIST bij kleuters
In groep 1-2 wordt op bijna alle scholen gewerkt met thematisch onderwijs. Bij het voorlezen is het dan ook een logische keuze om te kiezen voor prentenboeken die bij het thema passen. Het doel van het thematisch voorlezen is dat de ervarings- en taalbasis van de kinderen vergroot wordt.
Bij de LIST-methodiek kiezen de leerkrachten een essentieel thema, waarbij 1 prentenboek de basis is. Essentiële thema’s zijn brede onderwerpen waar mensen op verschillende wijzen naar kijken en die uitnodigen tot het stellen van vragen en filosoferen. Het zijn thema’s die vaak terugkomen in het dagelijks leven. Door het gebruik van een essentieel thema leren kinderen de verbinding te leggen tussen de wereld en zichzelf.
Essentieel thema
Bij dit boek past het essentieel thema: Kijk eens wat ik kan.
Dit thema gaat dan over talenten ontdekken zoals ook in het blog van Kikker is Kikker, De krokodil die niet van water hield en Zo trots als een pauw.
De zin die centraal kan staan is: ‘Tin doet zijn zin’. Als centrale woord zou ik ‘zin ’ kiezen. Naast het ergens zin in hebben kan je het ook hebben over woorden die in een zin staan.
Andere essentiële thema’s zouden kunnen zijn.
- Ik wil (niet) vliegen als een vogel! waarbij de nadruk ligt op hoe mensen en dieren kunnen vliegen, Dit thema komt terug in het blog van Lichtjes uit de ruimte, André het Astronautje gaat naar Mars, De fantastische vliegwedstrijd, Johannes de Parkiet (kerntitel KBW18) en Coco kan het!
Introductie
Neem verschillende knuffels van vogels mee, bekijk ze en zoek samen de verschillen en overeenkomsten.
Als je geen knuffels hebt zou je ook plaatjes kunnen laten zien op het digibord.
Introduceer op deze manier Tin doet zijn zin.
Mogelijke activiteiten
Creatief schrijven
- Bij plaatjes van verschillende vogels hun specifieke kenmerken schrijven.
- Daarna bij elke vogel een tekstwolkje schrijven met: Ik wil …. en/of Ik wil niet …….
- Lees Tin doet zijn zin en Coco kan het!voor. Kopieer Tin en Coco en laat de kinderen de verschillen zoeken enop schrijven.
Motoriek/knutselen
- Vleugels knutselen van takken, veertjes en touw.
- Vogels tekenen die allemaal hetzelfde doen en alleen Tin doet iets heel anders.
Spel
- Proberen een ander kind iets leren wat hij nog niet kan. Eerste vragen of hij/zij dat wil, want we weten nu als hij/zij het niet wil, gaat hij/zij het ook niet leren.